Andere Namen:
Oto, Dwergalgeneter


Wetenschappelijke Naam:
Otocinclus macrospilus (Eigenmann & Allen, 1942)


Gebied van origine:
Zuid Amerika: bovenloop van de Amazone, Colombia, Ecuador en Peru.


Maximale Grootte:
3,5cm.


Aquarium:
Een aquarium vam 60cm.lengte is voldoende voor een klein groepje van deze sociale en zeer actieve algeneters. Een dichtbegroeide bak met veel schuilplaatsen in de vorm van (kien)hout en rotsen en gedimde verlichting krijgt de voorkeur, omdat deze Meerval zich onder deze omstandigheden het meest op zijn gemak voelt, en een klein territorium kan claimen. Kan zonder problemen met soortgenoten gehouden worden, mits er voldoende schuilplaatsen geboden worden. Uiteraard is dan wel een wat groter aquarium noodzakelijk: voor een groepje van 2-3 vissen is een aquarium met een lengte van 80cm. een goed onderkomen.
Optimaal is zacht, licht-zurig water, wat verkregen kan worden door te filteren over turf of het gebruik van Zwart Water Extract. Maar de Ancistrus is een bijzonder sterke, aanpassingvaardige vis, en zal het ook in in harder, meer basisch water prima doen.


Temperatuur:
15°C 20-28°C 35°C


pH:
5.0 5.5-7.5 9.0
 Ideale omstandigheden
 Geschikte omstandigheden
 Ongeschikte omstandigheden


Dieet:
Deze kleine meerval wordt vaak gehouden om algenproblemen te lijf te gaan: algen vormen dan ook de integraal deel van het dieet. Maar deze vissen gaan vaak sneller door de algenvoorraad heen dan er nieuwe algen gevormd worden, en om die reden moet er bijgevoerd worden: denk bijvoorbeeld aan plantaardig voedsel als algen/spirulina tabletten en groenten (komkommer, aubergine, courgette, slabladeren en met kokend water overspoelde spinazie), maar ook vleeshoudend voedselsoorten zoals zinkende carnivoor tabletjes, tubifex en muggenlarven worden vaak probleemloos aangenomen.


Temperament:
Een actieve, vreedzame en in het algemeen voor andere vissen ongevaarlijke gezelschapsvis (uitzondering zijn Maanvissen en Discusvissen, waar Otocinclus zich nog wel eens aan willen hechten) die altijd in een groepje dient te worden gehouden, minimaal 5-6 exemplaren maar beter 10 of meer. Huisvest deze dieren in een dicht beplant aquarium, dat voldoende mogelijkheden biedt tot schuilen biedt middels grootbladerige planten (zoals Zwaardplanten), afgeronde kiezels (voor de benodigde oppervlakten voor algen om op te groeien), kienhout en een laag afgerond grind als substraat om verwondingen aan de bek te voorkomen tijdens het fourageren op de bodem.


Opmerkingen:
Zoals de meeste Otocinclus-soorten zijn de eerste 2-3 weken kritiek: uitval is bijzonder hoog gedurende deze eerste periode. Belangrijk zijn een goede (lees: langzame) acclimatisatie, een stressvrije omgeving en een goed en voedzaam dieet (nagenoeg alle exemplaren zijn wild-vang, en een groot deel van de vissen komt uitgehongerd aan). Men doet er dan ook goed aan de dieren tijdens de eerste weken bijzonder goed in de gaten te houden.

Deze soort lijkt bijzonder veel op Otocinclus vittatus, en wordt ook vaak onder die naam aangeboden. Het meest duidelijke verschil is de zwarte band die over de flank loopt: bij deze soort wordt deze voor de basis van de staart onderbroken, bij Otocinclus vittatus loopt deze ononderbroken door. Daarnaast is bij deze soort de kleuring op de rug wat meer gemarmerd (zie foto).




Gemarmerde Otocinclus




Gemarmerde Otocinclus




Gemarmerde Otocinclus




Gemarmerde Otocinclus
Links O. macrospilus, rechts O. vittatus
Zie het verschil in kleur/patroon op de rug en bij de staart




Gemarmerde Otocinclus




Gemarmerde Otocinclus




Gemarmerde Otocinclus




Gemarmerde Otocinclus




Gemarmerde Otocinclus
Geen flits




Gemarmerde Otocinclus
Geen flits




Valid XHTML Strict 1.0