Inleiding | De Meervallen familie | Meervallen in het Aquarium |
Doornmeervallen | Pantsermeervallen | Harnasmeervallen |
Inleiding
De familie van de Meervallen bevat een aantal van de meest opmerkelijke en indrukwekkende vissoorten die er te vinden zijn, variërend van slechts luttele millimeters grote bloedzuigende parasieten tot enkele meters lange vraatzuchtige roofvissen. Het is een bijzonder soortenrijke familie, met meer dan 2000 bekende soorten, een aanzienlijk deel daarvan tegenwoordig populaire aquariumvissen. Veel meervallen zijn specialistische soorten, die gebruik maken van de vele ongebruikte niches in hun leefgebied, en worden door vele aquarianen vanwege hun vaak aparte gedrag, levenswijze, voedingswijze en uiterlijk gezien en gewaardeerd als zeer interessante aanvullingingen op de aquariumbezetting.
Meervallen komen voor in gematigde, subtropische en tropische gebieden, en zijn te vinden op alle continenten met uitzondering van Antartica. De meeste Meervallen zijn zoetwatervissen, sommigen kunnen zelfs afstanden over land afleggen op zoek naar betere leefomstandigheden, en een handjevol soorten leeft in brakwatergebieden of zelfs in de zee. |
![]() |
Sommige soorten zijn actieve scharrelaars, die de hele dag door de bodem afzoeken naar kleine voedselresten, anderen zijn algeneters en hebben om die reden een aangepaste zuigbek, en weer anderen zijn jagers die hun prooi belagen vanuit een hinderlaag. De familie bevat herbivoren, carnivoren en onmivoren, sommigen eten praktisch alles, anderen zijn bijzonder gespecialiseerde eters, sommigen overdag actief, anderen zijn strikt 's nachts actief, sommige soorten leven solitair, anderen geven de voorkeur aan een leven in grote groepen.
De Meervallenfamilie is dus een bijzonder uitgebreide familie met de meest uiteenlopende soorten. Het is om die reden bijzonder moeilijk om in één pagina een uitgebreid portret al van deze vissen te schetsen: om die reden zal ik me beperken tot een drietal families uit Zuid Amerika afkomstige, veel in aquaria gehouden soorten, die dus hun leefgebied met Piranha's delen. Daarnaast speelt ook het feit dat ik zelf alleen Zuidamerikaanse soorten in mijn aquaria heb zitten en dus ervaring mee heb, een rol. Daarom lijkt het mij een logische keuze om me uitsluitend op die soorten te richten, en de Meervallen van elders op de wereld buiten beschouwing te laten.
De Meervallen familie
De familie van de Meervallen (Siluroidae) is een omvangrijke order (meer dan 2000 leden) van over het algemeen dicht bij de bodem levende vissen, varierend in formaat van enkele millimeters tot meerdere meters.
Meervallen in het Aquarium
Zoals eerder vermeld komen Meervallen voor over de gehele wereld met uitzondering van Antarctica, maar de meeste soorten die in de dierenwinkel worden aangetroffen van van oorsprong afkomstig uit de bijzonder rijke tropische rivieren in Zuid Amerika. Afgezien van de Rugzwemmende Meervallen (Synodontus-soorten) en Glasmeervallen komen de meest voorkomende soorten zonder uitzondering uit het stroomgebied van de Amazone, Rio Orinoco en de andere rivieren die de tropische regenwouden doorkruisen of in deze rivieren uitmonden. Denk hierbij aan populaire en veelgehouden soorten als de Pantsermeervallen (Corydoras-soorten), Harnasmeervallen (zoals Plecostomus algeneters, Zweepstaartmeervallen, Otocinclus) en Doornmeervallen. Naast deze over het algemeen vrij kleinblijvende soorten wordt voor specialisten uit Zuid Amerika ook een aantal zeer grote carnivore Meervalsoorten uit de familie van de Antennemeervallen (Pimelodidae) geïmporteerd, waaronder de Roodstaartmeerval (Phractocephalus hemioliopterus) en de zogenaamde Spatelbekmeervallen, zoals de Tijger Spatelbekmeerval (Pseudoplatystoma fasciatum), de Zebra Spatelbekmeerval (Pseudoplatystoma tigrinum) en de Lima Spatelbekmeerval (Sorubim lima). Dit zijn vissen die al snel een lengte van een centimeter of 40 kunnen bereiken, maar een aantal van deze vissen kan zelfs meer dan een meter lang worden. Om deze reden slechts voor zeer ervaren aquarianen met de juiste 'hardware' - een enorm aquarium met een zeer krachtig filtratie-systeem - geschikt.
Ik zal me vooral gaan bezighouden met de soorten die ook voor beginnende aquarianen en aquarianen met een relatief bescheiden aquarium geschikt zijn. Een drietal families zal daarbij de revue passeren: Doornmeervallen, Pantsermeervallen en Harnasmeervallen. Deze vissen zijn over het algemeen goed verkrijgbaar, zijn kleurrijk, vertonen interessant gedrag, zijn in een aantal gevallen zonder al te veel moeite in gevangenschap te kweken, en geschikt voor elk formaat portemonnee. |
![]() Het verspreidingsgebied van de meest voorkomende Zuidamerikaanse Meervallen |
Doornmeervallen
De eerste familie die hier aan bod komt zijn de Doornmeervallen (Doradidae), in het Engels ook wel bekend als "Talking Catfish" vanwege de kwakende geluiden die ze produceren als ze zich bedreigd voelen of uit het water worden gehaald. Deze familie komt uitsluitend voor in tropisch Zuid Amerika. Het aantal soorten dat in de handel verkrijgbaar is is enigszins beperkt, maar van tijd tot tijd worden desondanks meer zeldzame en exotische exemplaren uit afgelegen gebieden geïmporteerd. Aangezien deze vissen moeilijk tot niet te kweken zijn in gevangenschap, zijn de meeste in de handel aangeboden Doornmeervallen of wildvang, of gekweekt in grote viskwekerijen in Zuid Amerika of het verre Oosten.
Doornmeervallen varieren in formaat van een paar centimeter tot bijna een meter, maar hebben allemaal globaal dezelfde lichaamsbouw. Het lichaam is langgerekt, en bedekt met benige platen en rijen stekels als verweer tegen roofdieren. Daarnaast zijn zowel de borstvinnen als de rugvin aan de binnenkant voorzien van scherpe stekels, en kunnen worden ingeklapt als een flipmes, ook ter verdediging. De bek bevind zich aan het uiteinde van de kop, en is omringd door een 3-tal paren antennes of voelsprieten. Deze zijn bedekt met sensoren, en bieden de Doornmeerval de gelegenheid in het pikdonker de weg, en belangrijker nog, voedsel te vinden. Het mag dan ook geen verrassing zijn dat deze vissen voor het overgrote deel 's nachts actief zijn: overdag verblijven ze in een schuilplaats, om pas tegen de schemer actief te worden. Om deze reden zijn Doornmeervallen ook niet geschikt als blikvanger in het aquarium: de meeste mensen houden deze vissen als nachtelijke opruimdienst. Eenmaal geacclimatiseerd willen sommige exemplaren ook overdag wel uit hun schuilplaats komen als er wat te eten valt, en sommigen zwemmen zelfs naar de oppervlakte om als eerste bij het eten te zijn. Doornmeervallen zijn gulzige alleseters, en eten net zo graag door andere vissen overgelaten resten als direct gevoerd voedsel. Geschikte voedselbronnen zijn pellets, voedselsticks, vlokvoer, bevroren voer als muggenlarven, bloedwormen en krill, en stukjes garnalen-, mossel- en visvlees. Grotere exemplaren jagen soms op kleinere aquariumgenoten, vooral wanner deze 's nachts slapen, dus houdt daar rekening mee als je denkt over de aanschaf van Doornmeervallen.
Doornmeervallen zijn over het algemeen prima vissen voor een gezelschapsaquarium, en kunnen zowel alleen als in een groepje gehouden worden. Grotere vissen zullen ze niet lastigvallen, maar zeer kleine visjes lopen 's nachts gevaar in hun slaap verzwolgen te worden: het beste kunnen deze vissen dan ook met middelgrote tot grote vissen gehouden worden in een ruimbemeten aquarium, een aquarium met veel filtratie en goede doorluchting. Ook met territoriale en roofvissen als Cichliden en Piranha's kunnen Doornmeervallen prima worden samengehouden, mits er voldoende schuilplaatsen geboden worden.
Een korte beschrijving van enkele populaire/bekende Doradidae-soorten (klik op de foto voor een vergroting) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pantsermeervallen
De familie van de Pantsermeervallen (Callichtyidae) is uitsluitend te vinden in tropisch Zuid Amerika, het zuidelijke deel van Midden Amerika en een aantal Caribische eilanden voor de Zuidamerikaanse noordkust (waaronder Trinidad). Typische biotopen zijn zuurstofrijke ondiepe oerwoudkreekjes en poeltjes met een zanderige bodem en veel beschutte plekken (planten en stukken hout), alhoewel ze ook worden aangetroffen langs de oevers van grotere rivieren, meertjes en plassen.
De Pantsermeervallen-familie bevat een paar van de meest verkochte en geliefde Meervallen-soorten. Niet alleen hebben ze vaak mooie kleuren en/of patronen, ook zijn deze kleinblijvende vissen (maximale grootte varieert van 1-18cm.), sterk, actief and zeer sociaal, en kunnen het beste in een groep van minimaal 8-10 vissen worden gehouden. In tegenstelling tot veel andere Meervallen zijn Pantsermeervallen ook vaak overdag actief, en zijn bepaalde soorten ook voor beginnende aquarianen niet al te moeilijk om te kweken.
Pantsermeervallen hebben vanwege hun leven dicht bij de bodem een van onderen afgeplat lichaam, en zijn bedekt met beenplaten ter bescherming. Ook hebben de vinnen kleine stekels, en kunnen ze hun vinnen uitklappen, waardoor deze voor roofdieren vaak moeilijk door te slikken zijn. Daarnaast scheiden Pantsermeervallen onder stress een giftige substantie uit, ook ter verdediging (en moeten om die reden niet met andere vissen in een zak worden vervoerd!) Toch zijn deze vissen niet echt geschikt om met grotere roofvissen te houden.
De bek is onderstandig, waardoor ze makkelijker voedsel van de bodem kunnen opnemen, en is de bek omringd door een 3-tal gepaarde voelsprieten. Deze voelsprieten zijn vrij gevoelig en groeien niet na: om deze reden moeten ze niet in een bak met scherp grind gehouden worden. Dit kan beschadiging van de voelsprieten veroorzaken, waardoor de vissen de hongerdood kunnen sterven.
Pantsermeervallen zijn ook overdag actief, en struinen het liefst in een groep het aquarium af op zoek naar voedsel. Het zijn sociale dieren, en moeten in groepen worden gehouden. Daarbij kunnen verschillende soorten elkaars gezelschap prima verdragen. Het aquarium dient voorzien te zijn van veel schuilplaatsen en beschutte gebieden in de vorm van planten, kienhout en rotsen. Een beetje stroming in het aquarium wordt gewaardeerd, en het water dient goed doorlucht te worden. Bij een te laag zuurstofgehalte schieten deze vissen naar de oppervlakte en nemen een hap lucht.
Door hun goedmoedige aard en actieve levenswijze zijn deze vissen uitermate geschikt voor een gezelschapsaquarium. Met territoriale of roofvissen zoals piscivore (vis-etende) Cichliden, Piranha's en grote, roofzuchtige Meerval-soorten kunnen ze beter niet samengehouden worden. Daarnaast zijn ze door hun drukke gedrag dikwijls niet echt geschikt om in kweekaquariums gehouden worden: weliswaar laten ze in de regel de eieren en het jongbroed met rust, maar ze kunnen genoeg onrust veroorzaken om de broedende vissen zo veel overlast te bezorgen dat ze hun broedbezigheden staken.
De kweek van diverse Corydoras-soorten is niet problematisch: een rustig aquarium met zuurstofrijk, goed gefilterd water, fijn bodemmateriaal en een inrichting met veel beschutte plekken is vaak voldoende om de dieren eieren te laten leggen. Zacht, zurig water zoals wordt aangetroffen in hun natuurlijke verspreidingsgebied is niet vereist, maar kan de kans op kweeksucces aanzienlijk vergroten. Een veel gebruikte methode om de dieren tot reproductie aan te zetten is het doen van een aantal grote waterversingen (zo'n 75%) met ietwat koeler water. Indien in de periode voorafgaande aan deze handelingen het waterniveau over een periode van enkele weken wordt verlaagd en tegelijkertijd de temperatuur wordt verhoogd, simuleert dit het begin van het regenseizoen, het tijdstip wanneer in de vrije natuur veel vissen uit het Amazone-gebied hun eieren leggen. Ideaal is zacht, licht zuur water, maar eenmaal geacclimatiseerd zijn Corydorassen weinig veeleisend betreffende de chemische samenstelling van het water.
De eieren worden gelegd op gladde oppervlakten (plantenbladeren, aquariumruiten), en komen na zo'n drie tot vijf dagen uit. Het kan zijn dat de ouders de eieren of het jongbroed eten, dus het is aan te raden de ouderlijke dieren na het afzetten van de eieren over te plaatsen naar een andere bak, of de eieren/jongen in een kweekaquarium op te laten groeien. De dooierzak is na 2-3 dagen opgebruikt, en uiterlijk vanaf dan dienen de jongen te worden gevoerd met zeer fijn voedsel (naupliuslarven, fijnverbrokkelde vlokken). De dieren groeien redelijk vlot, en na een week of tien zijn ze zo'n 1,5-2,5cm. groot, en kunnen ze eventueel worden overgeplaatst.
Een korte beschrijving van enkele populaire/bekende Callichtyidae-soorten (klik op de foto voor een vergroting) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Harnasmeervallen
De laatste groep waar ik wat meer aandacht aan wil besteden is de familie van de Harnasmeervallen (Loricaridae), ook wel bekend als Algeneters, Plec(o)'s of "Suckermouth Catfish". Net als de bovengenoemde families worden harnasmeervallen alleen in (sub)tropische gebieden in de Nieuwe Wereld aangetroffen, van zuidelijk Midden Amerika en een aantal Caribische eilanden voor de noordkust van Zuid Amerika via de uitlopers van de oostelijke Andes en het gehele stroomgebied van de Rio Amazonas en Rio Orinoco tot aan de grote rivieren in Zuidelijk Brazilië, Noordelijk Argentinië en Paraguay (Rio São Francisco, Rio Paraguay en Rio Paraná). De Harnasmeervallen zijn te vinden in een grote verschiedenheid aan biotopen, van snelstromende, relatief koele en zuurstofrijke bergstromen tot langzaamstromende, warme laaglandrivieren en stilstaande poelen en meren. Sommige soorten leven in rotsachtig gebied, anderen in ondiepe, zanderige oevergebieden, ophopingen van door de rivier meegesleurd hout, in ondiepe junglekreekjes en in diepe geulen midden in de rivieren, gebieden met Zwartwater (theekleurig door het hoge gehalte aan looizuren), Witwater (troebel en melkachtig door uit de bergen meegesleurd sediment) en helder (regen)water.
Het meest opvallende aan deze omvangrijke groep van Meervallen is zonder twijfel de bek van de dieren: deze is namelijk omgevormd tot een zuigbek, waarmee ondergelopen oppervlakten en voedsel mee kan worden vastgepakt en afgeraspt. Ook dient de bek ter verankering, met name bij soorten die in snelstromend water leven. Alhoewel deze vissen onder de verzamelnaam Algeneters bekend staan, verschilt het dieet van de diverse soorten behoorlijk: aan de hand van de vorm van de bek, en het aantal en de vorm van de tanden in die bek is veel af te leiden over het soort voedsel dat de dieren tot zich nemen.
De familie van de Harnasmeervallen (Loricariidae) bestaat uit vele honderden soorten, verdeeld over tientallen verschillende geslachten (zie overzicht). Globaal kunnen Harnasmeervallen worden onderverdeeld in 4 verschillende subfamilies: Ancistrinae (Loricaridae met zogenaamde odontoden: beenachtige stekeltjes die, vooral bij mannetjes, groeien in bosjes op de wangen onder de ogen, op de borstvinnen en in sommige gevallen ook op de achterste helft van het lichaam en de kop), Hypostominae (Loricaridae zonder odontoden), Hypoptopominae (Dwerg-Loricaridae zoals de Otocinclus soorten) en Loricarinae (Zweepstaart-, Steur- en Naaldmeervallen). |
![]() |
Globaal hebben Harnasmeervallen dezelfde vorm: een langerekt lichaam, aan de onderkant afgeplat om makkelijker over de bodem voort te bewegen. De vinnen, met name de borst-, rug- en staartvin, zijn goed ontwikkeld, en maken deze vissen bijzonder bewegelijk en verrassend snel, ondanks hun vaak wat lompe uiterlijk. Het lichaam is bedekt met pantserplaten, en de vinnen zijn bedekt met stekels: dit ter bescherming tegen roofdieren. Veel soorten hebben daarnaast ook nog rijen met stekels die over het lichaam richting de staart lopen, met name de zogenaamde Cactusmeervallen (Acanthicus, Leporacanthicus en Pseudacanthicus soorten).
Een van de meest opvallende kenmerken van de Harnasmeervallen is zonder twijfel de zuigbek. Deze verschilt van soort tot soort, en stelt de dieren
in staat om elk een eigen niche in de natuur te benutten. De vorm van de bek bepaalt voor een belangrijk deel de levenswijze en eisen aan het aquarium en dieet. De meeste soorten zijn planteneters (herbivoor) of alleseters (omnivoor), maar bepaalde soorten leven bijna uitsluitend van vlees of plantaardige kost. De zuigbek en de tanden zijn aangepast aan het type dieet. De harnasmeervallen zijn globaal in te delen in drie groepen: planten- en alleseters ("Aufwuchs"-eters), vlees-eters en hout-eters.
![]() De bek van een L239 Baryancistrus beggini |
Aufwuchs-eters hebben over het algemeen een grote zuigbek bezet met zeer kleine tanden die dicht op elkaar staan, en 'benige' platen vormen. Deze platen zijn uitermate geschikt om oppervlakten af te raspen: hierbij schrapen de vissen de dunne organische laag die zich vaak op oppervlakten onder water vormt. Deze laag bestaat uit kleine plantaardige en dierlijke organismen, en wordt ook wel "Aufwuchs" genoemd (vandaar de naam Aufwuchs-eter). Deze tanden zijn daarnaast ook geschikt om stukken plant, groente of fruit mee af te raspen. Ook vleesvoer kan hiermee worden verwerkt, alhoewel dat minder efficient gaat als bij de meer gespecialiseerde Harnasmeerval-soorten. Maar ondanks deze 'tekortkoming' zijn veel soorten die tot deze groep gerekend worden echte alles-eters, die zowel Aufwuchs, plantaardig als dierlijk voedsel tot hun dieet rekenen. Voorbeelden zijn Harnasmeervallen uit de geslachten Ancistrus, Baryancistrus, Chaetostoma, Lasiancistrus en Pseudolithoxus. |
![]() De bek van een L028 Hypancistrus sp. |
Vlees-eters hebben een kleinere, maar meer flexibele bek, waarmee ze hun prooi/voedsel kunnen vastpakken. Ze hebben in verhouding tot de Aufwuchs-eters maar een gering aantal tanden, maar deze zijn vaak fors van formaat, en uitermate geschikt om de harde pantsers van insecten, schaaldiertjes en slakken te kraken. Sommige soorten, te weten de zogenaamde Vampier Pleco's van het geslacht Leporacanthicus, hebben een uitklapbare voortand waarmee ze kleine diertjes uit spleten en holen kunnen wrikken. Deze tand is mogelijk zelfs hol (te vergelijken met de giftanden van adders en ratelslangen), waarmee het mogelijk is een prooi te injecteren met een verlammende stof. Of dit waar is is nog niet geheel duidelijk, maar dat deze vissen een pijnlijke beet kunnen veroorzaken is absoluut waar! Voorbeelden zijn Harnasmeervallen uit de geslachten Hypancistrus, Leporacanthicus, Pseudacanthicus en Scobinancistrus. |
![]() De bek van een L190 Panaque nigrolineatus |
Hout-eters hebben een klein aantal flinke tanden, in de vorm van kleine lepels. Hiermee kunnen ze stukken hout afknagen: hout dat essentiële bestanddelen bevat voor de spijsvertering van deze soorten. Het is om die reden dan ook een vereiste om een flinke vooraad (kien)hout in een aquarium met deze vissen te hebben. Voorbeelden zijn Harnasmeervallen uit de geslachten Cochliodon (tegenwoordig Hypostomus), Panaque en Panaqolus (wat letterlijk "kleine Panaque" betekent - tegenwoordig staan deze Harnasmeervallen bekend als de Panaque "dentex" groep). |
Over het algemeen kunnen Harnasmeervallen prima in een gezelschapsaquarium gehouden worden, zolang de aquariumgenoten maar niet te langzaam zijn om zich uit de voeten te maken (er zijn gevallen bekend waarin deze Meervallen zich vastzogen aan vissen Zoetwaterroggen, Maanvissen en Discusvissen, met soms aanzienlijke verwondingen of zelfs dode vissen als resultaat). Onderling zijn ze vaak behoorlijk territoriaal en behoorlijk competitief, maar kunnen bij een goede voeding en inrichting van het aquarium probleemloos samen worden gehouden. Harnasmeervallen zijn territoriaal van aard, en claimen in de regel een bepaalde plaats in het aquarium: vaak gaat het hierbij om beschutte plekken, zoals onder stukken kienhout of in grotten. Indringers worden zonder pardon verjaagd, en dat kan gepaard gaat met flinke vechtpartijen, waarbij met de tanden en odontodes wordt getracht de opponent the verwonden. Normaliter echter worden geschillen door middel van intimidatie uitgevochten, waarbij de dieren op hun vinnen 'staan' en de rug krommen om groter te lijken, en langzaam met de staart heen en weer zwiepen om te laten zien dat het menes is, en dat de vis klaar is om een paar fikse meppen met de staart uit te delen.
Ondanks dit gegeven is het bij veel Harnasmeerval-soorten aan te raden de dieren in een groepje te houden, met name kleinere soorten uit geslachten als Ancistrus, Hypancistrus, Panaque "dentex" en Peckoltia. Uiteraard dient er rekening te worden gehouden met de territoriale aard van deze dieren, dus voldoende schuilplaatsen zijn een must, maar bij een geschikte inrichting kan een groep van 4-6 van deze dieren in de regel probleemloos in een aquarium van zo'n 80-100 centimeter worden gehouden. In veel gevallen zullen ze na verloop van tijd zelfs voor nakomelingen zorgen, aangezien ze behoorlijk (re)productief zijn. Een temperatuur van zo'n 26-28 graden Celcius, zuurstofrijk water, veel stroming, een krachtig en efficient filtratiesysteem en geschikte grotten (ongeveer anderhalf keer de lengte van de vis, net groot genoeg om de vis binnen te laten, en afgesloten aan de achterkant) zijn in veel gevallen voldoende om de dieren tot voortplanting aan te zetten. De acclimatisatie wil nog wel eens problematisch zijn, vooral bij soorten waarvan door gebrek aan succesvolle reproductie in gevangenschap alleen in het wild gevangen examplaren worden aangeboden. Deze dieren moeten eerst in quarantaine worden gehouden en behandeld, aangezien veel exemplaren zeer gestresst, ondervoed en/of geïnfecteerd zijn met ziekten en parasieten. Maar eenmaal gewend aan een leven in gevangenschap zijn de dieren over het algemeen weinig veeleisend wat betrefft de samenstelling van het water (zuur tot licht basisch - pH 6-7,5 - en zacht tot middelhard), zolang het maar goed gefilterd is.
Ook veel leden uit de subfamilie Loricariinae (en dan met name Zweepstaartmeervallen, Farlowella's en Sturisoma's) worden regelmatig in aquariums gekweekt. Ook zij vereisen schoon, zuurstofrijk water, maar leggen hun eieren veelal op gladde oppervlakten (vaak de aquariumruiten). Grotten ter voortplanting zijn niet per definitie nodig, al worden ze soms wel aangenomen als broedgrot, en zeer zeker gewaardeerd als schuilplaats. Belangrijker bij deze vissen is een fijn substraat (zand of zeer fijn grind), alsook hoge planten (gras-achtige planten zoals diverse Vallisneria-soorten) - een soortgelijke inrichting komt overeen met hun natuurlijke habitat.
Bij alle bovengenoemde soorten wordt de broedzorg door het het mannetje verzorgd: in het geval van de Loricariinae bewaakt deze de eieren, gelegd in de vorm van een tros op een glad oppervlakte, of draagt ze zelfs met zich mee (muilbroeders). Bij de andere soorten wordt het vrouwtje na het afzetten van de eieren uit de broedgrot verjaagd, en zorgt het mannetje voor de zorg van de eieren: hij houdt ze schoon, verwijderd onbevruchte of beschimmelde eieren, en waaiert met zijn gepaarde vinnen om de eieren van een constante stroom zuurstof te voorzien.
Als de eieren, die zowel in het ouderlijke aquarium kunnen worden gehouden als worden overgeplaatst naar een kweekaquarium, eenmaal uitkomen (afhankelijk van de soort na 5-8 dagen), leven de jongen gedurende 6-10 dagen van hun dooierzak, en blijven gedurende deze tijd in de regel in of in de nabijheid van hun nest. Als de dooierzak eenmaal is opgebruikt gaan de dieren actief op zoek naar voedsel. De jongen groeien langzaam, en zijn na een half jaar slechts een paar centimeter groot.
Tot slot nog even een paar woorden over de vaak complexe en overzichtelijke naamgeving van Loricariidae. Harnasmeervallen zijn pas in de laatste 10-15 jaar echt doorgebroken bij het brede publiek, en hebben wat betreft populariteit inmiddels de vorige publiekslievelingen - de Pantsermeervallen - al ruim achter zich gelaten. De populariteit van deze familie kwam met name op stoom door de eerste importen van Zebra Pleco, Hypancistrus zebra, eind jaren '80, een kleine soort die dankzij zijn bijzonder spectaculaire kleuren en patroon bijna van de ene op de andere dag wereldberoemd is geworden. En toen de eerste kweekberichten bekend werden was het hek van de dam, en barstte de rage echt los. Sindsdien worden met grote regelmaat grote ladingen Harnasmeervallen vanuit Zuid Amerika naar het Westen geëxporteerd, en ook in gevangenschap gekweekt, wat de prijzen en verkrijgbaarheid zeer ten goede is gekomen, waardoor deze vissen ook voor het brede publiek toegankelijk werden.
Om een beetje orde in de niet aflatende stroom van nieuwe en onbeschreven soorten te scheppen, alsook om een zinvol alternatief voor de vaak nietszeggende handelsnamen te bieden (Angelicus Pleco of Snowball Pleco), begon het Duitse aquariumtijdschrift Datz in 1988 deze nieuwe soorten te nummeren: het L-Nummer systeem was geboren. De "L" staat hierin voor Loricariidae (Harnasmeerval), gevolgd door een volgnummer, afgegeven op binnenkomst. Dit systeem stelde voor het eerst alle liefhebbers van Harnasmeervallen, van de verzamelaars in Zuid Amerika tot de verkopers en liefhebbers overal ter wereld, in staat om dankzij het unieke L-Nummer precies aan te geven om welke soort het handelt.
Inmiddels is de kaap van 400 onbeschreven L-Nummers gepasseerd, en is het einde nog niet in zicht. Ook zijn er soortgelijke systemen in het leven geroepen, zoals de LDA-Nummers (Loricariidae Das Aquarium) van het eveneens Duitse aquariumtijdschrift Das Aquarium, en de LG-Nummers (Loricariidae Gattung). Daarnaast is het gebruik van nummering van onbeschreven soorten inmiddels ook overgewaaid naar liefhebbers van andere siervissen, zoals de A-Nummers voor Apistogramma Dwerg Cichliden, de C-Nummers voor Pantsermeervallen (familie Callichtyidae), en de P-Nummers voor Zoetwaterroggen uit het geslacht Potamotrygon - een teken dat de bedenkers met het L-Nummer systeem een schot in de roos hadden.
Maar helaas begint, met name door het grote succes van het systeem, deze vorm van naamgeving aan onbeschreven soorten langzaamaan ook de eerste barsten te vertonen. Omdat jonge en volwassen exemplaren vaak een erg verschillend uiterlijk hebben, en zelfs binnen dezelfde soort per lokale populatie grote verschillen waar te nemen zijn, kwam (en komt) het regelmatig voor dat meerdere L-Nummers werden toegekend aan dezelfde soort, of dat meerdere soorten één en hetzelfde L-Nummer wordt toegewezen. Daarnaast worden binnen een en hetzelfde L-Nummer soms subverdelingen gemaakt voor locale varianten waarvan vermoed wordt dat het om dezelfde soort gaat, maar dat niet zeker weet (zoals bijvoorbeeld bij de Panaque sp. L027, is onderverdeeld in L027a, L027b en L027c, die allen worden aangetroffen in verschillende rivieren). En tot slot zijn inmiddels heel wat L-Nummers wetenschappelijk beschreven en geclassificeerd, wat het indertijd toegekende L-Nummer in feite overbodig maakt. Maar ondanks dat hielden - en houden - veel verkopers en hobbyisten hardnekkig vast aan het L-Nummer, wat de duidelijkheid uiteraard niet echt ten goede komt.
Maar ondanks dat was - en is - het L-Nummer systeem een grote doorbraak, zorgde het voor een opmerkelijke kennisvergroting bij het algemene publiek, stelde het zowel hobbyisten als openbare aquaria en dierentuinen in staat om de zorg en leefkwaliteit van deze vissen in gevangenschap aanzienlijk te verbeteren, en heeft het de banden tussen hobbyist en wetenschapper enigszins doen vervagen (in plaats van dat de wetenschap alles dicteert, vullen beide groepen elkaars kennis tegenwoordig eerder aan). En dat is niet niks...
Klik hier voor een lijst van alle L-, LDA- en LG-Nummers.
Een korte beschrijving van enkele populaire/bekende Loricaridae-soorten (klik op de foto voor een vergroting) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||